Angst voor veel anderen
Ouders brengen kinderen naar Sta Vast Training Zelfverdediging aan de Honoré Lambostraat in Bussum omdat hun kroost te maken heeft met leeftijdgenoten die zich bijzonder agressief gedragen. Kinderen die als groep andere kinderen aanvallen. En niemand die hier iets tegen doet. De kinderen die bij Sta Vast gebracht worden, leren dat zij hun boontjes zelf moeten doppen. Ook tegen overtallen aan tegenstanders. Hoe bang zij ook zijn voor conflicten met groepen tegenstanders. Hoe naar het ook kan zijn te moeten vechten tegen veel aanvallers bijna tegelijk.
Oosterpark Amsterdam Oost
Ooit bijna twintig jaar geleden werd het Oosterpark in Amsterdam Oost heringericht. Het was een hele grote operatie. Gigantisch hoge bomen werden uit de grond getrokken en verplaatst of vervangen. Gras, struiken, stenen en bestrating ging eruit. Om hoveniers rustig te kunnen laten werken ging dit park op slot. Er kwam een groot hekwerk op zware betonnen voeten omheen.
Toen deze klus bijna geklaard was liep ik vanaf het Tropenmuseum richting Dappermarkt over het trottoir aan de kant van het Oosterpark. Nog voordat ik ter hoogte van de tramhaltes kon oversteken naar de Van Swindenstraat kwam ik een oude karate-vriend van mij tegen. Het was een leuke verrassing hem terug te zien na zo een lange tijd. Wij hebben ooit samen karatewedstrijden gevochten. Ver terug in onze sportieve historie in de jaren ’80 van de vorige eeuw. Het werd een joviaal gesprek vol anekdotes terwijl het inveeggrit onder onze voeten kraakte en rolde.
Gewelddadige jongeren
Totdat er tegenover ons op de hoek van de Van Swindenstraat een opstootje ontstond. Een groep van wel twintig probleemjongeren gebaarde wild en wees de hele tijd onze richting op. ‘Dat is voor mij’ zei ik tegen mijn oude karatevriend. ‘Maak dat je weg komt want dit wordt vechten’. Hij keek mij verbaasd aan.
Ondertussen stak de groep jongelui de straat over en liep direct op ons af. Een twintiger had de leiding en liep meteen op mij af. ‘Heb jij hem geslagen?’ vroeg hij mij terwijl hij naar een zestienjarige jongen wees die schuin achter hem meegekomen was. Ik ontkende direct. De twintiger draaide zich meteen naar de zestienjarige en vroeg hem zonder iets te zeggen met één blik of hij stond te liegen. De jongen begon te schreeuwen: ‘Neeeee, echt waar! Hij heeft mij geslagen!’. De twintiger keek mij opnieuw aan en weer ontkende ik.
Mijn karatevriend snapte niets van deze discussie dat zag ik aan zijn ogen. Toch liep hij samen met mij achteruit totdat wij over het inveeggrit schaatsend met onze rug tegen het hekwerk stonden. Wij konden geen kant meer op en werden ingesloten door de jongelui. De twintiger wist niet wij het moest geloven, mij of de zestienjarige. Blijkbaar liegt die zestienjarige wel vaker terwijl hij van mij de indruk had dat ik nooit liegen zou. Het werd mij in ieder geval duidelijk dat hij even niet wist wat te doen. ‘Natuurlijk heb ik hem geslagen man. Het is gewoon tuig. Op de Dappermarkt heb ik hem op zijn bek geslagen’ zei ik uit het niets tegen de twintiger. Die schrok zich rot.
Weg leunen of wegwezen.
Iedereen schrok zich rot. Ook toen ik op de Dappermarkt een jongen met de vlakke hand een draai om zijn oren gaf. Hij was brutaal en samen met wat vriendjes schoffeerde hij allerlei mensen. Na mijn ‘corrigerende tik’ maakte hij zich met zijn vriendjes uit de voeten. Wat marktkoopmannen zeiden tegen mij dat ik dit niet had moeten doen. Want, nu zouden ‘ze’ met zijn allen terugkomen. Daar had ik vooraf niet bij stil gestaan. Maar goed, nu was het dan zover. ‘Ze’ waren terug gekomen en stonden ‘met zijn allen’ om mij en mijn oude karatevriend heen. De probleemjongeren begonnen uit het niets met zijn allen op ons in te slaan en te schoppen.
Gelukkig stond ik vrijwel met mijn rug tegen het hekwerk. Nu ging ik er helemaal in achterover leunen. Zo diep leunde ik in het hekwerk dat de betonnen voeten met de punt omhoog kwamen. Die kwamen wel tot de helft los van de grond. Door weg te leunen ontweek ik allerlei stompen en trappen naar mijn hoofd. Het leek wel een vechtsportfilm. Vuisten en voeten vlogen rakelings voorlangs mijn hoofd. Telkens zodra ik iets op mijn hoofd af zag komen leunde ik in het hek achterover. De betonnen voeten trokken het hek en mijn lijf dat daarin hing weer recht.
Op een gegeven moment zag ik dat mijn sportvriend probeerde weg te komen uit deze massale vechtpartij. Terwijl er op hem ingeslagen en getrapt werd probeerde hij slaande weg te rennen richting Tropenmuseum. Dat lukte hem niet. Ik zag een van zijn voeten zijwaarts wegglijden op het grit en hem op zijn linkerzijde vallen. Ook zag ik nog hoe zijn achtervolgers op hem in begon te schoppen terwijl hij probeerde op te staan. Dat lukte hem niet meer. Hij bleef op handen en voeten op de grond steunen. Zijn hoofd leek wel op dat van zo een knikkend hondje op de hoedenplank van een auto. Hij kreeg er flink van langs.
Schoenveters.
Uit mijn ontwijkende bewegingen achterover in het hekwerk veerde ik terug tegen het lijf van een van mijn tegenstanders. De eerste pakte ik beet en gaf ik een kopstoot in het gezicht, de tweede duwde ik van mij weg en een derde kreeg een stomp op zijn neus en zo voort. Op een gegeven moment stopte de strijd. Net zo plotseling als die begonnen was. Er werd niets meer geroepen, er werd niets tegen mij geschreeuwd. Stilte. Tussen de jongelui stonden er drie met een bloedneus waarvan het bloed er bijna uitspoot, zo hard bloedden die. Zij probeerden het bloeden te stelpen met hun kleding. Langzaam dropen zij af en staken de straat over richting Dappermarkt. Er werd geen woord gesproken.
Een meter of tien links van mij ter hoogte van de taxistandplaats voor het Tropenmuseum werd nog even ingetrapt op mijn oude karatevriend. Het vijftal geweldplegers kreeg in de gaten dat hun kameraden in het kwaad de strijd gestaakt hadden. Zij stopten het trappen en staken de straat snel rennend over. Naar hun vriendjes toe. Ik hielp mijn oude sportvriend opstaan. Hij was bont en blauw getrapt en er stonden afdrukken van schoenveters in zijn gezicht. ‘Jeetje man’ zei ik tegen hem ‘ze hebben jou flink toegetakeld’. Hij kon er niet om lachen.
Welke lessen kunnen wij uit dit gebeuren trekken voor het puur praktijkgericht trainen van zelfverdediging?
In dit artikel krijgt u 3 tips die van belang zijn in het adequaat reageren op geweld van meerdere tegenstanders:
1) Omgevingsbewustzijn is van groot belang!
Mijn karatekameraad gleed lelijk uit over inveeggrit. Hij werd meteen daarop een willoos slachtoffer, ondanks zijn verleden in een wedstrijdvechtsport. Zelf maakte ik gebruik van mijn omgeving en leunde heerlijk achterover weg. Weg uit aanvallen gericht op mijn gezicht en hoofd met vuisten en voeten.
2) Niet op handen en voeten op de grond blijven!
Probleemjongeren zijn niet te beroerd iemand op zo een moment flink tegen het hoofd en in het gezicht te schoppen. Terwijl die op handen en voeten verdwaast om zich heen probeert te kijken.
3) Vecht niet alleen tegen jouw directe tegenstander.
Zodra ik een stomp van links ontweken had door achterover te leunen in het hek, stak ik de tegenstander rechts van mij (die op dat moment helemaal niets deed) met mijn gestrekte vingers op de keel. Die ging dubbel. Opvallend was dat mijn tegenstander op links daar ontzettend van schrok. Zo erg dat hij zijn aanvalslust compleet liet varen. Dan pas kreeg hij van mij een trap voor zijn ballen. Zo verraste ik deze meute wilde dieren zo vaak dat zij niet wisten wat te doen. Zo erg dat zij niets meer durfden te doen.
Is dit niet de essentie van zelfverdediging in de praktijk van het echte gevecht? De tegenstander de lust ontnemen u als slachtoffer van geweld te durven zien!
Share on Facebook