De overeenkomst tussen trainen voor het vechtspel in een vechtsport en trainen voor de praktijk van het echte gevecht in de zelfverdediging, is dat houding en handelen geheel gericht zijn op het behalen van de volle winst.
Vechtsporters willen graag een kampioen worden en daar elke wedstrijd voor winnen. Terwijl het in de zelfverdediging eveneens van belang is elk gevecht te winnen. In beide gevallen is het van belang een winnaar te worden. Ongeacht de tegenstander en diens tegenstand. Dit vereist een degelijke voorbereiding. Een kwantitatieve en kwalitatieve hoogstaande training. Zowel de vechtsporter als iemand die zichzelf adequaat verdedigen wilt, zullen gerichte en intensieve, langdurige trainingsuren moeten maken.
Winnaars hebben altijd vooraf een plan gemaakt. Ongeacht de sport die zij beoefenen. Zij hebben zichzelf doelen gesteld en die middels geplande training behaald. Zij hielden zoveel mogelijk aspecten aan hun sportieve prestaties in eigen hand.
Verliezers hebben altijd achteraf een excuus. Eveneens ongeacht de sport die zij beoefenen. Zij hebben zonder iets te doen gewacht op hetgeen hen overkwam. Zij gaven alles uit handen.
Nu is dit enigszins gechargeerd en stel ik dit wel heel erg cru. Toch is dit de essentie van winnen of verliezen: wel of geen voorbereiding.
De weg naar sportieve prestaties is altijd hard en zwaar. Tegelijk bereidde dit mij in de jaren ’80 toen ik nog een topvechter in het Nederlandse karate was, voor op de meest moeilijke tegenstanders. Ik was altijd in staat met een mooie techniek een wedstrijd te beslissen. Hoe slecht ik er ook voor stond. Naast kracht om mijn benen op te blijven tillen, behendigheid in de heupen om dit te kunnen doen, vergde dit ook uithoudingsvermogen en technische vaardigheid. Alles aspecten aan mijn (vecht)sport die niemand kado krijgt. Hier zal keihard op getraind moeten worden. Dagelijks langdurig en intensief.
Share on Facebook